Opinie: ‘Straks is er voor iedereen een huis in Amsterdam, maar geen sportveld meer te bekennen’
Opiniestuk Sportraad Amsterdam
Parool zaterdag 22 januari 2022
Beton, beton, beton en nog meer beton. Als het aan het stadsbestuur ligt, ziet de toekomst er grijs uit. Gebouwd moet er worden, zo veel en zo snel mogelijk. Huizen, huizen, huizen – er moet een woningcrisis worden opgelost. Maar wat ze lijken te vergeten, is dat er ín die huizen straks mensen komen wonen.
Natuurlijk begrijpt de Sportraad Amsterdam dat de woningnood hoog is en dat dit probleem groot en urgent is. Het is dan ook niet gek dat de gemeente met voorrang woningen wil bouwen. Dit gaat voorspoedig, getuige de vele huizenblokken en woontorens die overal in de stad verrijzen. Iedere vierkante meter lijkt te worden gebruikt voor woningen. En daar wringt meteen de schoen. Want zo blijft er weinig ruimte over voor voorzieningen. En al helemaal niet voor sportvoorzieningen.
Het volgende grote probleem dient zich daarmee aan. Al die nieuwe bewoners zullen straks namelijk wel in leefbare wijken willen wonen. Wijken waar voldoende ruimte is om te spelen en bewegen. Wijken waar kinderen in de buurt kunnen sporten en lid kunnen worden van hun favoriete sportclub.
Nauwelijks ruimte voor sport
Voor al die nieuwe Amsterdammers heeft dit stadsbestuur slecht nieuws. Want in welke nieuwe wijk ze ook besluiten te gaan wonen, ruimte voor sport komt er nauwelijks. Als het aan dit stadsbestuur ligt, moet deze ruimte elders worden gevonden. Soms in het groen, met alle weerstand van dien. Denk bijvoorbeeld aan het Diemerpark en de nog altijd lange wachtlijsten op IJburg. Maar meestal buiten de woonwijken, buiten de ring of zelfs in randgemeenten. Dit betekent dat sporters, kinderen vaak, ver moeten fietsen, via onveilige routes, naar afgezonderde plekken. Als ze al ergens terechtkunnen.
Stel, je gaat over een tijdje verhuizen naar het Schinkelkwartier, een compleet nieuwe woonwijk op en rond het voormalige sportpark Riekerhaven in Amsterdam West. Dan woon je daar straks met bijna 25.000 mensen, een aantal vergelijkbaar met bijvoorbeeld Baarn; een dorp met drie tennisclubs, twee voetbalverenigingen, een hockeyclub, atletiekvereniging en nog veel meer sportmogelijkheden. Als bewoner van het Schinkelkwartier kom je er dan nogal bekaaid af. Bij jou in de wijk is namelijk ruimte gereserveerd voor welgeteld nul van dit soort sportverenigingen. Het stadsbestuur vindt dat je maar een paar wijken verderop moet gaan zoeken: op sportpark Sloten(-West) bijvoorbeeld. Dat ligt praktisch in Badhoevedorp.
Ruimtewinst: 1 voetbalveld
Nog een voorbeeld. Je koopt of huurt straks een huis bij Sloterdijk. Je bent dan één van de bijna 40.000 mensen die over een paar jaar in dat gebied zullen wonen. Grof geteld bevinden zich onder hen toch al gauw zo’n 1800 voetballers, 1100 tennissers en 1000 hockeyers. En dan hebben we het alleen nog maar over sporters die zich bij een vereniging willen aansluiten. Volgens dit stadsbestuur kunnen zij straks terecht op sportpark Spieringhorn, althans zo staat het in de plannen. Dit sportpark wordt zelfs opnieuw ingericht en geïntensiveerd. Alles bij elkaar levert dit ruimtewinst op ter grootte van één voetbalveld. Ruimte die allang is vergeven aan de tennissers die eerder al zijn weggejaagd van sportpark Sloterplas. Waar al die nieuwe bewoners straks wel kunnen gaan sporten, blijft volstrekt onduidelijk.
Staat jouw toekomstige wijk hier niet bij, reken je dan niet te snel rijk. Ook in gebieden als bijvoorbeeld Overamstel, de Nieuwe Kern, de Noordelijke IJ-oevers, de Zuidas en Oud-Noord is niet of nauwelijks ruimte voor sport ingetekend. Om over Haven-Stad nog maar te zwijgen.
Urban sports
Gaat er dan niets goed? Toch wel. In veel van de ontwikkelplannen is vaak wel (een beetje) ruimte opgenomen voor urban sports. Dit is terecht. Urban sports vormen een prachtige aanvulling op het bestaande sportaanbod in de stad. Maar ze dienen niet als vervanging van de bestaande sportinfrastructuur. Laat daar geen misverstand over bestaan. Skaten, padel, freerunning en vele andere populaire varianten verdienen het om op meer aantrekkelijke locaties in de stad stevig voet aan de grond te krijgen. Maar dat geldt ook nog steeds voor al die sportverenigingen die onze stad al decennia kleur en gevoel geven. Voor een divers sportaanbod zijn ze allemaal nodig.
Ook als dat betekent dat we daar soms iets meer ruimte voor moeten reserveren. Zeker de bekende buitensporten als voetbal, tennis en hockey hebben nou eenmaal meerdere velden nodig om voldoende massa te creëren voor het organiseren van aantrekkelijk en verantwoord sportaanbod. Maar ook andere veldsporten, zoals rugby en honkbal, lopen in Amsterdam tegen hun grenzen aan en zijn op zoek naar meer ruimte.
Een stad als Amsterdam zou dat moeten willen faciliteren. Ten eerste omdat nog altijd veruit het grootste deel van de Amsterdamse jeugd met veel plezier sport bij al die uiteenlopende verenigingen. Ten tweede omdat die verenigingen tezamen een extreem waardevol netwerk in onze stad vormen dat zorgt voor ontmoeting en verbondenheid. Dit unieke netwerk verban je niet naar de randen van de stad.
Onderaan het lijstje
Sport en sportfaciliteiten worden door het stadsbestuur langzaam maar zeker de stad uitgeduwd. Bij planologische keuzes bungelt sport telkens opnieuw onderaan het lijstje prioriteiten – met alle gevolgen van dien. Het stadsbestuur lijkt niet te beseffen dat ze ervoor zorgen dat we met z’n allen nóg minder gaan bewegen. Dat we de alarmerende cijfers over overgewicht en obesitas nóg verder aanjagen, dat we de volgende generaties nóg minder kansen geven om zich motorisch te ontwikkelen. En dat we de tweedeling verder versterken. Want we weten allemaal welke ouders hun kinderen straks wel in de auto proppen om naar hun sportclub aan de andere kant van de stad te rijden.
Een minder gezonde stad bouwen: dat kan toch niet de bedoeling zijn?